Verhaal-2009



In een stadje woonde, nog voor de oorlog, een rijke motor- en fietshandelaar genaamd Schraper.Het was een enorme vrek die echt niemand om niet hielp, en zelfs voor technisch advies of goede raad een rekening stuurde.

Z'n klanten hadden niet graag met hem te maken. Maar ja, het was de enige motorgarage in de streek.

Hij had de zaak samen met z'n compagnon Grisser opgericht maar die was al jaren geleden overleden en had alles aan Schraper nagelaten.

In de zaak werkte maar één monteur, Bob genaamd. Bob maakte hele lange dagen en werd daarvoor bijzonder slecht beloond, maar helaas had hij geen keuze; in de wijde omgeving was geen ander werk te vinden.

Het was crisis en hij was al blij dat hij werk had. En dat liet de vrek hem goed voelen ook...

En dus ploeterde Bob in de slecht verlichte en nauwelijks verwarmde werkplaats voort. Hij mocht slechts één kooltje per keer in het potkacheltje bijgooien. Met ijsklompjes als voeten, en verkleumde vingers sleutelde hij aan motoren en fietsen.

Af en toe sloeg hij zijn armen kruislings voor de borst, om de bloedsomloop te stimuleren, om na 2 - 3 slagen door de vrek weer "aan het werk gesnauwd" te worden; "Sta niet te dralen... Tijd is geld jongen, mijn geld !".

Wie nu denkt dat kersttijd de vrek wel iets milder zou maken heeft het goed mis. Op een middag voor kerstavond kwam de levenslustige neef van de vrek eens langs in de motorzaak om zijn oom een fijne kerst toe te wensen.

De chagrijnige vrek reageert geërgerd op z'n uitgelaten neef, "hou toch op met die onzin", zeurt hij. "Daar heb ik niks aan. Kan het toch nergens inwisselen voor centen...". Neef laat z'n humeur niet bederven door z'n oom en nodigt hem uit om op 1e kerstdag bij hem kerst te komen vieren. De ouwe voelt daar echter niets voor. "Dan niet oom" zegt neef, "wat u wilt".

Hij kent z'n oom ook al langer, en hij vertrekt weer met een jofiale groet en kerstwens. Bob beantwoordt die, maar de vrek reageert nors; hij wil niks gewenst worden... Lariekoek!

Als het tijd wordt om de zaak te sluiten kijkt Schraper Bob zuur aan. "Jij wilt morgen zeker een vrije dag hè? Stomme kerst!

Maar overmorgen werk je maar dubbel zo hard om het verlies in te halen, en weet je wat... Kom maar een uur vroeger".


Schraper woont in het enorme voormalige huis van Grisser. Onderweg neemt ie vaak iets eenvoudigs (goedkoops) te eten mee uit een Chinees. Ondanks de vele kamers leeft hij in een zeer "economisch" verlicht en gestookt woon-slaapkamertje.

Als hij die avond voor de voordeur staat lijkt in het donker de deurklopper te veranderen in Grisser's gezicht.

Schraper schrikt even en knippert een paar maal met z'n ogen. "Belachelijk" zegt hij tegen zichzelf. "Komt zeker door de lichtval. Zoiets bestaat niet". Hij gaat binnen en loopt door de lange gang naar het eind, waar z'n kamer is.

Hij krijgt kippenvel en heeft sterk het gevoel dat iemand naar hem kijkt. Zijn eerste aandrang is om in de kamer een tweede kaars aan te steken voor iets meer licht, maar uit gierigheid, ziet hij daar van af.

Dan gaat hij aan tafel zitten en nuttigt z'n afhaalchinees. Daarna telt hij 3 keer het wisselgeld van de Chinees na en gaat vroeg naar bed om te bezuinigen op stookkosten.


's Nachts schrikt de vrek wakker. Heeft ie iets gehoord ? Is er iemand in huis ? Hij houdt de adem in.

Daar... daar is het weer... een gedempt plof-plof-plof komt uit de richting van Grissers vroegere slaapkamer.

Lijkt verdorie wel een stationair draaiende ééncylinder. Z'n hart slaat een slag over en hij krijgt weer kippevel.

"Grisser's AJS H6 ééncylinder..." schiet het door z'n hoofd. "Néé... !!! Bestáát niet...!! Hier in huis zeker... Lamenielache... Hoe zou die daar gekomen moeten zijn ? En wie zou hem gestart hebben dan? Ik ga weer slapen.

Als ik aan iets leuks denk dan lukt dat wel. Geld lijkt me wel iets..." Hij draait zich om en....

Vrrroem-vrrroemmmmmm..... Het plof-plof-plof was aangezwollen tot de snelle roffel van een ééncylinder op toeren.

Iemand heeft duidelijk gas gegeven. Wie...? Schraper hoort de motor nu fel optrekken en dichterbij komen achter de muur.

Dan wordt de muur wazig en ziet hij de contouren van de AJS en zijn berijder.

Ze komen door de muur heen de kamer in en brengen een waanzinnige kilte met zich mee. Schraper huivert.

Een in-bleke, spookachtige Grisser brengt de motor tot stilstand voor Schrapers bed.

Grisser begint te spreken. Met holle, levenloze stem zegt hij: "Zie mij aan Schraper... Zie wat mijn lot is... Mijn straf voor

al die jaren dat ik uitsluitend aan mijzelf en winst maken dacht. Dat ik niets om anderen gaf, alleen maar ik, ik , ik...

"Laat me met rust" zegt Schraper, "Jij bestaat niet meer, je bent een hersenschim, mijn hersenschim...".

"Hersenschim?", echoot Grisser hol, "praat jij tegen hersenschimmen tegenwoordig? Luister Schraper. We zijn een stel nietswaardige egoïsten, jij en ik. En na je dood ga je daarvoor boeten, net als ik. Geen rust, altijd maar dolen op de motor, nooit afstappen. In het duistere gebied tussen leven en dood, op zoek naar het kleinste lichtpuntje, een vlammetje van een kaars die iemand in onze nagedachtenis heeft ontstoken...

Want dan pas komt een einde aan de dooltocht en zal je geest rust vinden.

Maar er is niemand, die ooit een kaarsje voor jou of mij zal branden. Niemand zal ons missen, gedenken na onze dood...

Verander je gedrag, Schraper, nu je nog leeft. Of je zal dolen, dwalen, op je motor, in het duister, voor eeuwig!

Dan kickt hij de AJS. En nog een keer... en nog een keer... en nog een keer... Het ding slaat niet aan.

"Verdorie" zegt Grisser... "stomme ontsteking... Ik had dat moeten fiksen toen ik nog leefde.

Geef je me effe een zetje, Schraper?". De vrek wil net uit z'n bed komen als bij een laatste kickpoging de AJS tot leven komt... plof-plof-plof...vroemmmmm...

Schraper is weer alleen. "Stomme droom", denkt hij. Maar zo héél zeker dat het een droom was lijkt hij toch niet meer.

Nog namijmerend over de boodschap van Grisser valt hij weer in slaap. Maar klokslag middernacht wordt hij wakker.


Hij opent de ogen en ziet dat de muur wazig maar doorzichtig is. Aan de andere kant van de muur ziet hij een schimmige gedaante op een al even schimmige zijspancombinatie. De figuur lijkt een leeg vetpak. Met handschoenen en laarzen aan, een sjaal om de nek, een lederen motorcap op het hoofd en stofbril voor de ogen, lijken alle motorpakken onbewoond.

Ware het niet dat je altijd wel iets van het gezicht zag. Maar deze figuur had geen gezicht...

Alleen een wat grijzige mist, met in plaats van ogen, neus en mond, iets donkerder grijze mist.

De figuur wenkt Schraper en wijst op het zijspan... Schraper verstart... Hij wenkt nog eens... Schraper begrijpt dat de figuur wil dat hij in het span plaats neemt. "Wie bent U", Vraagt hij. "Waar breng je me heen?".

Met een stem die klinkt als een klok en die tien keer zo hol is als die van Grisser, zegt de figuur": "Ik ben de geest van de voorbije kerst. Stap in, ik wil je iets laten zien".

"Ja maar...", sputtert Schraper tegen. De figuur zegt niets maar wijst nadrukkelijk op het zijspanstoeltje.

Schraper durft niet te weigeren en de combi zoeft door de tijd, om 1 seconde later weer te "landen".


Ze zijn bij het vroegere huis van Schaper. Je kan zien dat het binnen versierd is en er staat een kerstbooom.

Voor het huis zingen kinderen een kerstlied en kloppen dan aan de deur. Een jonge Schraper doet open, met achter hem een vrolijke, nieuwsgierige vrouw die over zijn schouder meekijkt hoe hij de kinderen handen vol lekkers toestopt.

Schraper slikt... Hij krijgt een brok in de keel. Hij herkent zijn geliefde zuster die over z'n schouder hing...

"Ja, zo was het", denkt Schraper. "Wat waren we toen gelukkig eigenlijk...".

Hij herinnert zich nog het dollen in de sneeuw met het zijspan met z'n toen nog kleine neefje in de bak.

De geest leidt hem naar het huis. Hij kijkt door een raam naar binnen. Het is een vrolijke, gezellige boel. Iedereen praat en lacht. Er is eten en drinken in overvloed, en onder de kerstboom liggen vele kerstkadootjes.

Zijn neefje speelt op de vloer, terwijl diens moeder, Schrapers zuster, op wie hij zo dol was, trots toekijkt.

Dan gaat het licht uit en vervagen de beelden. Even later worden ze weer scherper, en ook het licht komt binnen terug, maar niet zo helder. Het is nu een geheel ander tafereel. Geen versiering, geen boom. Alle aanwezigen zitten teneergeslagen en somber voor zich uit kijkend aan een tafel met eenvoudig eten. Zelfs neefje zit netjes rechtop maar lusteloos aan tafel.

Maar niemand die eet of drinkt. Niemand heeft blijkbaar trek. Zijn zuster is er niet bij, ziet schraper.

Dan realiseert hij zich met een schok; dit is een jaar later. En in dat jaar was zijn geliefde zus bij een vreselijk motorongeluk om het leven gekomen. Kinderen die buiten hebben gezongen kloppen tevergeefs aan de deur. Er wordt niet opengedaan. Dat jaar begon de verandering in Schraper.

Door de dood van z'n zus kon hij geen plezier meer hebben maar hij gunde daarom ook niemand anders nog geluk.

Hij raakte verbitterd en keerde in zichzelf. Zijn gevoel voor anderen heeft hij tenslotte helemaal verloren en hij zocht zijn geluk in geld verdienen, winst maken.

"KHOM..." Zegt de geest, en ze keren terug naar het zijspan. Een tel later is hij weer thuis, in zijn bed.

De torenklok slaat één. Schraper, nog onder de indruk van wat hij zag, slaapt onrustig in.


Als de torenklok 12 maal slaat wordt Schraper wakker. Het is opnieuw middernacht, en de muur wordt weer doorzichtig.

Een motorpak met mistig gezicht staat hem achter de muur op een motorfiets op te wachten. Hij wenkt Schraper en wijst op het passagierszadel achter hem. "Wie... wat...", vraagt Schraper.

Met een holle stem die klinkt als een klok zegt het motorpak: "Ik ben de geest van de huidige kerst.

Stap op, ik wil je iets laten zien".

"Ja maar ik heb slaap...", sputtert Schraper tegen. Het motorpak zegt echter niets. Wijst gebiedend op het passagierszadel.

Schraper neemt zwijgend plaats en de motor zoeft door de tijd, om 1 seconde later weer te "landen".


Het is kerst in de stad. Alle huizen zijn verlicht, en overal klinken blije geluiden. Hier en daar zingen groepjes kinderen kerstliedjes, waarna ze bij de huizen aankloppen voor lekkernijen.

Dan staan ze voor het huis van Schraper, maar hij herkent het niet. Schraper kijkt door het raam naar binnen en ziet een ouwe vrek die alleen aan tafel zit met z'n geldkistje. Bij een zuinig kaarsje en bijna geen vuur in de kachel telt de vrek z'n geld. En nog eens en nog eens. 'Wie is die trieste figuur?" vraagt hij. De geest zwijgt. Hij wijst slechts op het duo-zadel.

Nu staan ze voor het huisje van Schrapers monteur Bob. Ook dit huisje herkent hij niet.Hij is er ook nooit geweest.

De leefomstandigheden van z'n medewerker interesseren hem hoegenaamd geen moer.

Pas als de geest hem naar het raam leidt, ziet hij dat dit het huisje van de monteur is.

Schraper ziet hoe arm het gezinnetje het heeft en ook hoe slecht het met Bob's jongste zoontje gaat.

De kleine man is zichtbaar heel erg ziek en zwak.Het is duidelijk dat hij dringend medicijnen nodig heeft, maar dat kost geld.

Hij hoort hoe Bob voor het eten bidt om medicijn en om af en toe naar het ziekenhuis te kunnen reizen voor behandeling van kleine Tim. Het is een karige maaltijd, met als kerst-extraatje voor ieder een ielepielig stukje worst.

Toch tonen ze zich dankbaar en tevreden. En ondanks de ellende, zingen ze na het eten blijmoedig kerstliedjes en vieren ze kerstfeest op bescheiden wijze met hier en daar een extra kaarsje.

Schraper slikt "Ik wist niet dat het zo..." probeert hij zich te verontschuldigen, maar het motorpak kijkt hem slechts doordringend aan. KHOM... Zegt de geest tenslotte, en ze keren terug naar de motor.

Een tel later is hij weer thuis, in zijn bed. De torenklok slaat één, Schraper valt schuldbewust in slaap.


En nóg een keer wordt Schraper wakker als de torenklok 12 maal slaat.

Opnieuw is het middernacht, en is de muur doorzichtig. Voor de derde keer staat een onheilspellend motorpak met mistig gezicht hem op te wachten, ditmaal met een driewielige motor.

Hij wenkt Schraper en wijst op het passagierszadel achter hem. "Wat... waarom...?", vraagt Schraper.

Maar met een holle stem die klinkt als een klok zegt het motorpak: "Ik ben de geest van de toekomstige kerst. Stap op, ik wil je iets laten zien". Schraper waagt het niet meer om te protesteren en neemt plaats.

De driewieler zoeft door de tijd, om 1 seconde later weer te "landen".


Ze staan op een verlaten kerkhof bij een verweerde grafsteen van een overwoekerd graf. "Wat ziet dat er onverzorgd uit, zeg" mompelt Schraper. "Is er niemand die voor dit graf kan zorgen? Van welke zielepoot is dit eigenlijk?".

Hij buigt zich naar voren om de naam te lezen. "Schraper? Maar... dat ben ik. Dat is mijn graf". Hij is er helemaal stil en verdrietig van. Niemand die om hem geeft, realiseert hij zich. "Ik wil hier weg", zegt hij bijna smekend tegen de geest. "GHOED" zegt de geest. Mhaar nog niet naar huisss.

We rhijden eerst nog een stukje tegen de tijd in terug. Ik wil je nog iets laten zhien...". "Tegen de tijd in?" zegt Schraper. "Is dat niet gevaarlijk, met tegenliggers enzo?". "Whaar zie je me voor aan?", galmt de geest, "een spookrijder soms?".

Er rest Schraper niets anders dan zich over te geven aan de geest en hij neemt weer plaats.

Als ze in de stad komen is het weer kerst, maar nu ergens in de toekomst. De geest rijdt door tot het huis van Bob.

Ze zien door het raam dat deze kerst duidelijk anders is dan die van laatst. En al gauw ziet Schraper waarom.

De stoel van zoontje Tim is leeg. Iedereen zit met betraande ogen verdrietig voor zich uit te kijken.

Bob heeft z'n handen voor de ogen geslagen en zegt met verstikte stem, "Waarom kon die ouwe vrek mij niet het zijspan lenen, dan was ik op tijd met kleine Tim in het ziekenhuis geweest en hadden de doktoren hem nog kunnen redden".

Ik had hem moeten dwingen... 't is mijn schuld dat Timmy er niet meer is. Ooohh. Wat voor vader ben ik.".

Zijn vrouw probeert hem te troosten; "je moet het jezelf niet verwijten, je hebt gedaan wat je kon.

Niks of niemand kan die verbitterde ouwe man vermurwen... Niemand".

"Over wie hebben ze het eigenlijk?" vraagt Schraper fluisterend aan de geest, alsof hij bang is voor het antwoord.

De geest zwijgt en wendt zijn hoofd af, alsof hij de aanblik van Schraper niet kan verdragen.

Schraper schrikt er van en wordt koud van binnen. Zelfs de geest kan hem niet langer aankijken?. De reactie van de geest vervult hem van een grenzeloze wanhoop. "Oh mijn God", zegt hij "ben ik echt zó diep gezonken?".

En dan, heel zacht en heel klein, "Ik wil naar huis".

De geest kijkt Schraper nog steeds niet aan en zegt alleen maar "KHOM". Ze stappen op de driewieler.

Een tel later is hij weer thuis. De torenklok slaat één, maar Schraper stapt niet in z'n bed.

"Geest wacht...", zegt hij smekend. "Wacht alsjeblieft. Ik moet je iets vragen".

De geest zit startklaar op z'n trike, hij kijkt nog steeds weg van Schraper, maar vertrekt nog niet.

"Geest, vertel me, het is toch nog niet te laat, wel? Ik bedoel, kleine Tim... Dit was toch in de toekomst?

Het is toch nog niet gebeurd, Geest?... Geest? Asjeblieft!. Vertel me".

De geest kijkt Schraper lang, diep en doordringend met z'n onzichtbare ogen aan, geeft dan gas en verdwijnt door de muur.

Schraper weet wat hem te doen staat. Morgen, of beter gezegd straks, wordt het een belangrijke dag...

Uitgeput maar hoopvol legt hij zich te ruste. Twee tellen later slaapt ie als een roos...


1e Kerstdag. De zon schijnt en er ligt een vet pak sneeuw; een heerlijke dag. Schraper is al vroeg uit de veren, hij moet dringend een paar zaken regelen op deze bijzondere dag. Als eerste gaat hij naar de kerk om een kaarsje te branden voor z'n maat Grisser. "Ik hoop dat je dwalingen snel mogen eindigen, ouwe vrek", mompelt hij met een glimlach.

Daarna roept hij een straatschooiertje."Weet jij waar je aan een kalkoen kan komen? Ja?.

Oke ,breng mij erheen en je krijgt één hele Fop van me". Nadat hij de dikste kalkoen heeft uitgezocht zegt hij tegen het schooiertje "en je kan nog een extra Fop verdienen als je deze kalkoen op dit adres bezorgt".

Hij geeft Bob's adres. "En zeg maar 'met de komplimenten van Schraper'".

Vervolgens wandelt hij naar het huis van z'n neef en belt aan. Als neef de deur opent zegt hij opgewekt "goeie morgen m'n beste neef, en een gezegend kerstfeest. Enneh... als je uitnodiging nog geldt, dan zou ik vanavond heel graag bij de kerstviering zijn.". "Maar natuurlijk oom", zegt de verraste neef hartelijk. "U bent van harte welkom en ook U een heel goed kerstfeest toegewenst.". "Nou, tot vanavond dan" zegt Schraper, en hij wandelt weer verder.

Dan gaat ie naar de zaak om een brief te schrijven en een enveloppe te pakken alvorens zijn weg te vervolgen.


Later die middag gaat hij naar het huisje van Bob. Hij klopt aan. De deur gaat open, en de geur van kalkoengebraat vult zijn neus. Hij stapt binnen en verontschuldigt zich dat hij stoort, maar hij komt alleen even een goede kerst wensen.

"Neem toch plaats heer Schraper" zeggen Bob en z'n vrouw "kunnen we iets te drinken aanbieden? een kopje thee misschien? We willen U heel graag bedanken voor deze overheerlijke kalkoen".

"Graag gedaan, graag gedaan", zegt Schraper, "maar ik wil als het mag even zakelijk met Bob praten".

Hij legt de enveloppe op tafel en zegt, "omdat je zo'n loyale en hardwerkende medewerker bent wil ik je graag extra belonen. In deze enveloppe zit een extra maandloon als waardering voor je inzet en verder zit er een brief in waarin staat dat je salaris met onmiddellijke ingang is verdubbeld.

En verder wil ik je laten weten dat je best één van de motoren mag gebruiken om naar je werk te rijden, dan hoef je dat hele eind niet steeds te lopen en ben je eerder thuis bij vrouw en kinderen. En als je de zijspancombinatie nodig hebt voor vervoer van je zoontje naar het zieknhuis ofzo, dan mag je die best gebruiken.

Bob en z'n vrouw geloven hun oren niet. Hij wil iets zeggen, Schraper bedanken, maar het stokt in z'n keel.

"T is goed", zegt Schraper eenvoudig, terwijl hij opstaat. "Ik weet het, het werd tijd...

Maar geloof me, niemand is er blijer mee dan ikzelf.

En... Oh ja, tweede kerstdag blijf je ook maar lekker thuis bij je gezin... Goedenavond en gelukkig kerstfeest".

Dan stapt hij opgelucht en opgewekt naar het huis van z'n neef...


Einde.


Old-timer.  Vrij naar Charles Dickens...