Verhaal-2008



Zondag 24 December 1944.

Ergens in de Belgische Ardennen kickt Korporaal James Carpenter, Jim voor vrienden, zich helemaal in het zweet, maar de Harley slaat niet aan.

Hij is als motorkoerier van het Amerikaanse leger, ondanks zeer slecht weer en een dik pak sneeuw, op weg gegaan om verbandmiddelen en medicijnen te halen in het hoofdkwartier in Bastogne.

De gevechtseenheid waar hij bij was ingedeeld lag bij Longvilly, oostelijk van Bastogne, ingegraven in de bossen.

Er was zwaar gevochten de laatste dagen.

Hoewel de voorraden in Bastogne zelf ook steeds schaarser werden zaten de zijtassen vol met medicijnen, en had hij een flinke hoeveelheid watten en verband in de plunjezak op z'n bagagerek.

Daarnaast had ie nog een fles whiskey kunnen scoren... voor vanavond. Die zat veilig geborgen tussen het verband en dat was maar goed ook, want ook al reed hij niet hard, af en toe ging hij toch op het besneeuwde bospad onderuit.

Hij had voor bospaadjes gekozen want langs de weg naar Bastogne waren mogelijk Duitse hinderlagen of patrouilles.

Nu was hij alleen een beetje de weg kwijt en daar baalde hij van want hij had gehoopt vóór de avond bij de eenheid terug te zijn. Het was kerstavond en er zou een eenvoudige kerstviering te velde zijn.

Dubbele gevoelens uiteraard, want enerzijds was je blij dat je de hel had overleefd en met je maten kerstavond kon meemaken, anderzijds was er het verdriet om je gesneuvelde kameraden.

Toch keek iedereen naar de avond uit, Jim niet minder dan de anderen.

En nou stond ie in de middle of nowhere met een nukkige motor.

"Eerst maar even de pitjes eruit halen en schoonmaken" dacht hij gelaten "en eventueel de carburateur reinigen".

Hij stond over de motor heen gebogen toen er iets kraakte in het bos achter hem.

In een reflex dook hij voorover over de Harley heen, in één beweging z'n geweer uit het foudraal trekkend.


Werner Mayer sloeg vanachter een boom de pechvogel op het bospad gade. Hij vroeg zich af wat er met de motor mis kon zijn.

Als het om motoren ging dan vergat hij bijna alles om zich heen en ook nu zag hij eerder een motorrijder met pech dan een vijand.Om beter te kunnen kijken verplaatste hij zijn gewicht een klein beetje. Onder zijn rechterlaars knapte een takje.

Hij verstijfde en zag hoe de figuur die over z'n motor gebogen stond, als de bliksem over de motor heen was gedoken,

tegelijkertijd z'n geweer uit het foudraal grissend...


Mayer's beschadigde wehmachtgespann stond een stukje achter hem, redelijk uit het zicht, in het bos geparkeerd.

In het span zat, of liever hing, de gewonde wachtmeester Schumann in z'n stoel met allemaal dekens om zich heen om

warm te blijven. Ze waren vanuit Noville over bospaden richting Longvilly gereden om te verkennen of daar zwaar materieel overheen zou kunnen.

Wachtmeister Georg Schumann was verkenner van de Duitse wehrmacht en soldaat Werner Mayer was z'n chauffeur.

Mayer lééfde voor motoren en kon als géén ander met de Zündapp KS750 zijspancombinatie overweg, óók in het terrein.

Onderweg werden ze plots vanuit het bos beschoten en de wachtmeester werd een paar maal geraakt.

Werner zelf bleef wonderwel ongedeerd en kreeg het, dankzij het aangedreven zijspanwiel en een bocht in het bospad, voor elkaar om snel uit de vuurlijn van de schutters te geraken. Ondanks een lek geschoten achterband.

Zo gauw het kon stopte hij om te zien hoe het met Schumann was, maar die was nu bewusteloos.

Werner inspecteerde waar de combinatie geraakt was en zag dat de achterband er in lappen bij hing en ook het reservewiel was geraakt. Hij besloot door te rijden om een schuilplaats te zoeken zodat hij Schumann kon verzorgen.

Hij schakelde de sperring van het differentieel in om aandrijving op het zijspanwiel te behouden, en vervolgde voorzichtig zijn weg.

Een paar kilometer verderop vond hij z'n plek. Een lager gelegen kom in het bos bood de nodige zichtdekking en beschutting.

Nadat ie de wachtmeester zo goed mogelijk had verzorgd en in dekens had gewikkeld hoorde Werner een motorfiets.

Het was duidelijk géén Zündapp of BMW... "scheiße... een V-twin... zouden de Amerikanen achter hem aangekomen zijn"?

Hij hield zijn adem in en luisterde aandachtig. Het geluid kwam van de andere kant dan hij gekomen was, dus geen achtervolgers. Toen hoorde hij wat gesputter en een plof en het geluid stopte abrupt.

Hij kon van die afstand net het bospad zien waar een Amerikaanse soldaat van z'n motor afstapte en begon te kicken.

Werner liep nieuwsgierig maar voorzichtig wat dichter naar de weg toe en bleef achter een dikke boom staan kijken.

"Harley Davidson WLA, 750 cc, 2 cylinder in V opstelling, zo'n 23 pk, top meer dan 100 km/u...", vertelde hij zichzelf.

De Harley wilde niet aanslaan en hij zag dat de de soldaat, in zichzelf mopperend en zacht vloekend, zich over de motor boog.

Werner leunde iets naar rechts om beter te zien...


Jim lag achter de motor, het geweer in de aanslag, door het motorblok heen te turen naar het bos, maar hij zag niemand.

"Toch een hertje ofzo?", vroeg hij zich af. Hij kroop naar de voorkant van de Harley en loerde om de voorband heen.

Werner had héél langzaam z'n pistool uit het holster gehengeld. Hij spande hem echter nog niet, om geen geluid te maken.

Hij zag de Amerikaan speuren. Die had hem blijkbaar niet gezien en leek zich te focussen op een punt áchter Werner.

Instinctief keek die achterom en merkte dat het silouet van het zijspan enigszins zichtbaar was, en erger nog, de man in het zijspan ook.

De Amerikaan richtte nu zijn geweer en het klamme zweet brak Werner uit... "Nee, vervloekt.." dacht hij "niet Schumann... niet weer... niet zó...".

Hij voelde er echter helemaal niks voor om op de motorrijder te schieten als het niet absoluut nodig was.

Hij wist niets anders te doen dan...


"Niet schieten..." Riep hij in het Engels. "Asjeblieft niet schieten, die man is zwaar gewond... Laten we praten... asjeblieft, maar schiet niet."

Werner zag de Amerikaan weer een snoekduik maken en binnen een oogwenk lag die weer achter z'n motor.

Jim was zich wild geschrokken van de stem. Hij realiseerde zich niet dat er een Duitser zó dichtbij stond.

In een flits zag hij de soldaat met een pistool die zich achter een boom had verschanst.

"Alsjeblieft Yankee" zei Werner, "Laten we praten. Het is niet goed om mekaar te schieten. Daar winnen of verliezen we deze oorlog niet mee".

"Ja lekker, Fritz", antwoordde Jim, "zodra ik uit m'n dekking kom knal je me neer zeker...".

"Als ik dát wilde dan lag je nu al op je rug, Yankee. Ik had juist fantastisch beeld op je als jij op m'n maat richtte", antwoordde Werner. "En als je was aan het kicken...".

Jim moest toegeven dat hij zonet inderdaad een perfecte schietschijf was en "Fritz" had niet geschoten.

Het feit dat de Duitser probeerde Engels te spreken, zij het met een accent, wekte op één of andere manier ook vertrouwen.

Jim besloot het te wagen. "Misschien de fout van m'n leven" dacht hij "maar als dat zo is dan zal ik er niet lang spijt van hebben".

Hij stond op vanachter de Harley, vergrendelde z'n geweer, hing deze over z'n schouder en klopte de sneeuw van z'n kleding.

Met uitgestoken hand stapte hij op Werner toe, "Jim Carpenter, korporaal motorkoerier US-Army", zei hij.

Enigszins verbouwereerd over zoveel "cool" stapte Werner achter de boom vandaan, borg z'n pistool weg, schudde de uitgestoken hand, en antwoordde,"Werner Mayer, verkenner van de wehrmacht, hoe maakt u het.

M'n kameraad in de zijwagen is wachtmeester Georg Schumann. Hij is gewond".

En toen, alsof ze elkaar op een motortreffen hadden ontmoet, "Heb je motorproblemen? Kan ík helpen wellicht?".

Jim moest onwillekeurig grinniken om de situatie.

Die vraag was het laatste dat hij had verwacht bij een ontmoeting met de vijand.

Hij viste een verfromfraaid pakje sigaretten uit z'n zak en bod Werner eentje aan.

"Gewond zeg je, is je onderofficier gewond? Ernstig? Misschien kan ik júllie dan helpen" zei Jim.

Beide mannen ontspanden zich en ze liepen samen naar Schumann in het gehavende wehmachtgespann.


De schemer begon te vallen. Het had af en toe gesneeuwd en de sporen van en naar het bospad waren zo goed als verdwenen. Ze hadden Jim's Harley van de weg gehaald en een stuk het bos in geduwd.

Toen hadden ze in de kom een plek vrijgemaakt en een soort bank van takken gemaakt zodat de gewonde niet op de koude grond lag of zat.Vervolgens hadden ze een vuurtje gestookt met sprokkelhout.

Jim had z'n twijfels of ze het vuur aan de gang konden krijgen, maar Werner liet zien hoe je met een conservenblikje gevuld met zand en benzine zelfs niet al te droog hout aan het branden kon krijgen.

Toen ze Schumann's wonden hadden verzorgd en hem pijnstillers hadden toegediend knapte de wachtmeester enigszins op.

Daarna waren ze aan het werk gegaan om het zijspan weer rijdend te krijgen.

Het viel niet mee de reserveband te plakken, want daar was een kogel dwars doorheen gegaan.

Uiteindelijk lukte het met restanten binnenband van het achterwiel. Dat werd nu vervangen door het opgelapte reservewiel.

Toen keken ze wat het euvel was bij Jim's Harley en Werner kwam niet meer bij toen bleek dat de benzine domweg op was.

Jim keek beteuterd, hij had het benzinekraantje op reserve laten staan waardoor hij de tank finaal had leeggereden.

Ze vulden de tank uit één van Werner's jerrycans en Jim testte voor alle zekerheid of de motor écht wilde starten.

Werner keek geboeid naar het "startritueel"; choke op uiterste stand - benzinekraan open - gas geheel open, 3x kicken,

zonder contact. Dan contact aan - vol ná-ontsteking - gas ietsiepietsie open en kick... Niks... Géén leven.

Choke tandje terug, Kick... Niks. Choke nóg een tandje terug... kicken... en... waarachtig, de V-twin komt met luie, dikke klappen tot leven. Werner genoot van het geluid. Wat een motor... Jim laat hem even stationair lopen en zet hem dan uit.


Beide motoren zijn weer gereed voor gebruik, maar het is te laat om te vertrekken. Het wordt al donker en bovendien sneeuwt het weer.

Ze hebben géén zin om een vijandelijke patrouille tegen het lijf te lopen dus besluiten ze om hier te overnachten.

Bij het laatste streepje licht richten de mannen het kamp verder in. Met tentdoek wordt een afdakje, voornamelijk boven Schumann, gemaakt. Van een houtstapel die ze verderop langs het bospad vonden worden de kleinste en droogste stammetjes meegenomen voor het vuur.

Een omgevallen boom die dwars in de kom ligt wordt met veel inspanning verplaatst om als rugleuning te dienen.

Dan nestelen ze zich bij het vuur. Met z'n drieën naast elkaar, dekens en regencapes over de schouders, de wachtmeester in het midden. Zo houden ze elkaar, en vooral Schumann een beetje warm.

Werner had ergens uit het span nog wat scheepsbeschuit en een blik preisoep tevoorschijn getoverd dat ze op het vuur opwarmen. Hij vindt maar één lepel, dus eten ze om de beurt een paar happen soep. Wie de lepel heeft voert Schumann.


Bij het vuur gezeten raken de mannen, met handen en voeten weliswaar, in gesprek en leren elkaars achtergrond een beetje kennen.Ze zijn ongeveer van de zelfde leeftijd, Jim goed 26, Werner bijna 30.

Op Jim's vraag over z'n Engels legt Werner uit dat hij leraar Duits en geschiedenis was op een middelbare school in Chemnitz,

waar hij met z'n vrouw en twee dochtertjes woont.

Tijdens de opleiding had ie ook wat Engels geleerd. "Ahaa, vandáár", zegt Jim.

Hijzelf komt uit de buurt van Detroit, vertelt hij, waar hij meewerkte in de "general store" van z'n ouders, samen met z'n zusje en z'n zwager. Hij kent een paar woorden Duits, want z'n oma van moeders kant was van Duitse afkomst.

Schumann neemt niet echt deel aan het gesprek, hij lijkt Engels te begrijpen maar spreekt het zelf niet. Bovendien valt hij af en toe weg...

"Hij is beroeps" vertelt Werner, "komt uit de buurt van Hamburg. Oorspronkelijk is tie instrumentmaker maar al lang vóór de oorlog is hij in het leger gegaan als wapenmaker.

Hij is al ver in de 40 en heeft een zoon bij de Luftwaffe waarover hij zich constant zorgen maakt...".

Zo praten ze op gedempte toon over van álles en nogwat... behalve de oorlog.

Ze lijken stilzwijgend overeengekomen dat ze die vervloekte oorlog het vredige samenzijn op deze kerstavond onder géén beding laten bederven.

Af en toe moet één van beiden de vertrouwde, veilige plek bij het vuur even verlaten om wat hout op het vuur te gooien.

En Jim liep een keer naar de Harley, toen hij zich herinnerde dat hij whiskey bij zich had.

Rokend en drinkend kletsen ze een heel end de avond in. Ze blijken de passie voor motorfietsen te delen.

Bij Jim gaat het vooral om het rijden, maar Werner leest echt alles wat los en vast zit over motoren.

Hij blijkt dan ook veel te weten over de motoren van de gealliëerden. Niet alleen van Jim's Harley, ook van bijvoorbeeld de Royal Enfield WD 350 en de 500 cc BSA M20 van de Britten.

En dat heeft niks te maken met z'n taak in de wehrmacht, dat is pure passie... Motorpassie...

Voor beiden was die liefhebberij ook de reden dat ze bij een motoreenheid zijn terechtgekomen.

Jim spaart nog voor een motor, vertelt ie, maar hij was vaak met z'n vaders Triumph Tiger 500 uit 1937 de hort op. "Pa reed toch bijna nooit".

Werner vertelt trots dat hij kort voor de oorlog een '34-er DKW KM200 1-cylinder tweetakt op de kop had getikt.

Later verstommen de gesprekken een beetje en vist Jim, tot verbazing van z'n metgezellen, z'n mondharmonica uit een binnenzak. Hij begint zachtjes kerstliedjes te blazen, en die welke Werner kent zing of nuriet hij mee.

Bij "Stille nacht" legt Jim de harmonica weg en zingt mee in het Duits. De twee kijken hem verwonderd aan.

Tussen twee coupleten in glimlacht ie breed en knipoogt, terwijl hij zegt: "Großmutter"... Ze knikken begrijpend.

De drank houdt de mannen warm en verdooft Schumann's pijn enigszins.

Maar het maakt ze ook rozig, en tenslotte wordt het stil en zitten ze te dommelen bij het vuur.

Kort voordat ze in slaap vallen wijst Werner naar de strepen op Jim z'n mouw en zegt: "Korporaal hè? Je bent korporaal, toch? Nou, dan heb je nog een heel mooie toekomst voor de boeg".

Als Jim hem vragend aankijkt legt Werner grinnikend uit:

"Adolf Hitler was ook ooit korporaal, moet je zien hoe ver hij het heeft geschopt...". Dan begint hij te lachen.

Jim schiet ook in de lach en zelfs Schumann lijkt te grijnzen. Ze lachen steeds harder... en harder. Ze kunnen niet meer stoppen. Van uitputting, stress, angst, frustratie, heimwee, verdriet, lachen ze en lachen ze.

Tot de tranen over hun wangen rollen en hun schouders schokken... en ze zelf niet meer weten of ze nu lachen... of huilen...

Snikkend en schokschouderend vallen ze tenslotte in een onrustige slaap.


Op kerstochtend zijn de mannen vroeg wakker. Het is koud en alles is met rijp bedekt.

Het vuur smeult nog en ze stoken het flink op zodat ze nog even goed warm kunnen worden voordat ze vertrekken.

Werner zet een pot thee in het oude soepblik en ze ontbijten scheepsbeschuit met kaas.

Hij heeft altijd wat proviand aan boord omdat ze bij hun missies soms dagenlang op zichzelf aangewezen zijn.

Nadat ze Schumann's wonden nog eens verzorgd hebben helpen ze hem terug in het zijspan.

De arme, dappere wachtmeester geeft geen kik, maar soms kan hij een gekreun niet onderdrukken, of reageert z'n lichaam

met een schok op een pijnscheut. Hij heeft zich al die tijd dankbaar laten helpen en heeft zich niet één keer beklaagd.     

Later helpen ze elkaar om de motoren op het bospad te krijgen.

Werner hoopt vurig dat ie de Duitse linies terug vindt, maar mocht ie een Amerikaanse patrouile tegenkomen dan zal ie zich direct overgeven om verzorging voor de wachtmeester te krijgen.

Dan schudden beide jongemannen zwijgend, met een brok in de keel en vochtige ogen, de hand ten afscheid.

Wat valt er nog te zeggen?

Daarna loopt Jim naar Schumann. Schumann pakt Jim's uitgestoken hand met beide handen vast. Sinds het begin had hij niet gesproken, nu zegt hij met zwakke stem in het Duits: "Het ga je goed jongen... Wees voorzichtig... Blijf in leven".

Hij kijkt Jim aan, "Zalig kerstfeest" fluistert hij nog, dan zakt de ouwe weer weg en laat dan pas Jim's hand los...


Na de middag is Jim weer bij z'n onderdeel terug. Z'n maten zijn blij dat ie na een nacht vermissing heelhuids terug is, al zouden ze hun bezorgdheid nooit openlijk toegeven.

Daarom maken ze luidruchtig plagerige opmerkingen over een zo goed als lege whiskeyfles en de woorden "boerendochter" en "privé feestje" vallen geregeld.

Dan gaan Jim's gedachten terug naar gistermiddag. "Eigenlijk een wonder dat ik nog leef" realiseert hij zich.

En bizar dat hij zijn leven te danken heeft aan iemand z'n passie voor motoren. Iedere andere Duitser dan Werner had vast

domweg geschoten, en zeker niet aangeboden om te helpen bij z'n motorpech...


Als de aalmoezenier een babbeltje komt maken vraagt Jim: "Is het verkeerd om vriend te worden met je vijand, vader? Is dat verraad?". De legerpastor kijkt hem aan en zegt ernstig, "Absoluut niet jongen, maak je geen zorgen.

Dat heeft te maken met geestverwantschap en niks met nationaliteit..

En dat gaat veel dieper dan een gezamenlijke liefhebberij. Maar... dat weet jij zelf toch het beste, James".

Terwijl hij weer verder loopt zegt de pastor, "en eh... James... Gelukkig kerstfeest.".


Einde